Serc

De geschiedenis van Beek en Donk

De geschiedenis van Beek en Donk

De streek waar Beek en Donk gelegen is, kende al menselijke bewoning vanaf het Mesolithicum, uit welk tijdvak archeologische vondsten stammen. De voorgangers van de huidige nederzettingen ontstonden in de Merovingische tijd, omstreeks 650, op wat hogere delen van het dekzandlandschap rond de huidige Oude Toren te Beek en bij de huidige buurtschap Heereind, ten westen van Donk. Vanuit hier breidde de bewoning zich van 1300 tot 1500 uit tot lager gelegen delen, zoals Broekkant, Donkersvoort, Donk, Bemmer en de Heuvel te Beek. Op 4 december 1329 werden aan de bevolking de gemeenterechten uitgegeven door Hertog Jan III van Brabant. In 1392 werd de heerlijkheid Beek en Donk, samen met de heerlijkheden Stiphout en Aarle, in leen gegeven aan Dirk de Rovere. In 1482 kwam de heerlijkheid in het bezit van Jan Oudart. Omstreeks 1400 werd Beek een zelfstandige parochie en uit die tijd dateert de Oude Toren. In 1422 werd te Donk, waar zich ook een edelmanswoning bevond, de Sint-Leonarduskapel gesticht, welke in 1753 werd afgebroken en in 1979 herbouwd. Bestuurlijk was Beek en Donk een geheel met Aarle en Rixtel. In 1642 werd de heerlijkheid Beek en Donk heruitgegeven en werd Beek en Donk gescheiden van Aarle en Rixtel. Industriƫle bedrijvigheid kwam op gang na de opening van de Zuid-Willemsvaart in 1825. Vanaf 1842 ontwikkelde zich te Donk het bedrijf van Van Thiel, dat spijkers (draadnagels, gaas en later bouwstaal) vervaardigde en wat later Nedschroef en Thibodraad zou worden. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een bedrijventerrein bij Beek (Beekerheide ten oosten van de Oranjestraat) en op 1 januari 1997 ging de gemeente Beek en Donk op in de fusiegemeente Laarbeek.

De Oude toren

Het Oude Raadhuis

De St. Michaelkerk